Sfinx: Echo van Atlantis

De afgelopen tijd heb ik het boeiende boek van John Anthony West: Serpent in the Sky gelezen. Hieronder volgt een samenvatting dat over de Sfinx van Gizeh gaat.

De oorsprong van de oude Egyptische beschaving is een mysterie.
Egyptologen zijn het over eens dat de belangrijke kenmerken van het oude Egypte reeds tijdens de Eerste Dynastie compleet waren, of dat deze tussen de Eerste en de Derde Dynastie (een periode van een paar eeuwen) met een onvoorstelbare snelheid werden voltooid. De stelling van Egyptologen is dat er een onbepaalde (en onbepaalbare) periode van ‘ontwikkeling’ aan de Eerste Dynastie voorafging, maar deze aanname wordt door geen enkel bewijs ondersteund.

Een realistische benadering voor dit mysterie brengt alternatieven naar voren die niet acceptabel zijn voor orthodoxe Egyptologen. Het eerste is dat de Egyptische beschaving zich niet ontwikkelde in situ (dus niet in Egypte zelf), maar dat deze van bepaalde veroveraars kwam, Het tweede alternatief is dat Egypte haar beschaving niet ‘ontwikkelde’, maar het erfde.
Als het samenhangende, complete systeem van wetenschap, religie, kunst, en filosofie van Egypte niet door de Egyptenaren zelf was ontwikkeld, maar door hen was geërfd (en misschien aan hun behoeften was aangepast), dan kwam dat systeem van een voorgaande beschaving die over meer kennis beschikte. In andere woorden, de oude vraag van ‘Atlantis’ komt hier naar voren.

Schwaller de Lubicz zag dat de ernstige erosie van het lichaam van de Sfinx van Gizeh door water is veroorzaakt en niet door wind en zand. In principe kan er geen bezwaar zijn tegen de water erosie van de Sfinx, want men is het er over eens dat het klimaat in Egypte in het verleden radicaal is veranderd en dat het land periodiek overstroomde, door de zee en door gigantische Nijl overstromingen. De gigantische overstroming van de Nijl komt overeen met het smelten van het ijs van de laatste IJstijd. Momenteel denkt men dat dit rond het jaar 15.000 v.Chr. gebeurde. (De uitgave van John Anthony West zijn boek is van 1993; tegenwoordig denkt men dat dit rond 11.000 v.Chr. gebeurde). De laatste Nijl-vloed gebeurde rond 10.000 v.Chr.

Als de Sfinx dus door water is geërodeerd, dan moet het voor de vloed, of voor de vloeden, zijn gebouwd die deze erosie hebben veroorzaakt. Bovendien, de tempel die aan de Sfinx grenst en een andere tempel op de heuvel die door een lange weg met de Sfinx is verbonden, vertonen dezelfde effecten van erosie. Ze moeten uit dezelfde periode komen. Er is maar weinig onderzoek naar deze tempels gedaan. En toch zijn deze tempels zo uniek in Egypte als de grote Sfinx zelf. Ze tonen een bouwkundig mysterie aan, ongeëvenaard en verschillend van de rest van de Egyptische architectuur, en ze bevatten een aantal stilistische kenmerken die nergens anders zijn gevonden.

De begeleidende foto laat duidelijk de schade van erosie aan de Sfinx en de aangrenzende tempel zien (op de foto is de rand van de rots te zien waaruit het dieper liggende plateau waarop de Sfinx staat is uitgehouwen). In geheel Egypte komt dit alleen bij de Sfinx en een boeiende uitzondering (het Osirion in Abydos, zie foto hieronder) voor; het is uniek bij de Sfinx en het complex er omheen.
Alle geologen die ik raadpleegde beaamden dat de schade typisch is voor oppervlakten die door water zijn geërodeerd, hoewel ik gewaarschuwd was dat erosie door wind en zand opvallend gelijk is aan erosie door water. Maar erosie door wind en water is uitgesloten door een heel simpele reden. De grote Sfinx werd naar verluidt gebouwd door de grote farao, Chephren, opvolger van Cheops, rond 2700 v.Chr. Het grootste deel van de laatste vijf duizend jaar was het tot de nek begraven in het zand, en daardoor compleet beschermd van de effecten door wind geblazen zand. De Ptolemeïsche tempels, zoals Denderah, Kom Ombo en Edfu zijn 500 jaar langer dan het deel van de Sfinx dat onder het zand lag aan wind en zand blootgesteld geweest, ondanks dat ze 2.500 jaar na de tijd van Chepren zijn gebouwd. De gebouwen in Luxor en Karnak zelfs ongeveer 3000 jaar.
Maar de foto’s van die gebouwen tonen slechts minimale effecten van wind-zand erosie. De randen van reliëfs en hiërogliefen zijn wat wazig, en de wind en het zand hebben de perfecte rechte hoeken afgerond.
Dat is alles.

Osirion in Abydos.

Door de redenen hierboven, kan de schade aan de grote Sfinx van Gizeh niet door wind en zand zijn veroorzaakt.

Chephren: niet de bouwer van de Sfinx
De Sfinx en het tempel complex worden toegeschreven aan Chephren, op basis van drie bewijsstukken, elk indirect. Ze kunnen als geldig beschouwd worden, bovendien, alleen door het bestaan van een ander bewijsstuk te ontkennen dat direct het bestaan van de Sfinx vermeldt in de tijd van Cheops, dus voor de tijd van Chephren.

1. De stele van Tuthmosis IV: Toen het werd opgegraven, waren de onderste regels al afgeschilferd. In de laatste regel die nog leesbaar was, gevolgd door een leegte van enkele woorden, was de hiëroglief voor de eerste lettergreep van de naam van Chephren (khaf) te ontcijferen. Maar er is geen directe of indirecte referentie naar Chephren als bouwer, en er ontstond snel meningsverschil of de nog leesbare khaf een deel was van de naam van Chephren of van een ander woord: khaf. Khaf is een element dat in veel Egyptische woorden voorkomt. De regel waarin khaf voorkomt is nu geheel afgebladderd. Wat zeker is, is dat Chephren niet genoemd wordt als bouwer van de Sfinx.

2. Beelden van Chephren. Begraven in putten in de vloer van de Sfinx tempel, zijn een aantal prachtige beelden van Chephren gevonden, één in de vorm van een Sfinx. Er zijn, echter, geen inscripties in de tempel, en daardoor niets dat een hint over de bouwer geeft. Tempels werden gewoonlijk toegeëigend door opeenvolgende farao’s, vervolgens werden er dingen aan toegevoegd, bewerkt, herzien en vernieuwd, en er is geen reden om de werkelijke constructie aan Chephren of aan een andere bekende farao toe te kennen.

3. Beelden van Chephren lijken op het gezicht van de Sfinx. De lezer mag oordelen of de veronderstelde gelijkenis bestaat. Vanaf de Derde Dynastie waren de beeldhouwers van Egypte meesters om de gezichten van farao’s exact in ieder medium te reproduceren. Detective Frank Domingo, senior forensisch kunstenaar bij de politie van New York, heeft de twee gezichten geanalyseerd en concludeerde dat het om twee verschillende personen gaat: ‘de proporties van het aangezicht en vooral de hoeken en vooral de uitpuilingen in het gezicht overtuigden mij dat de Sfinx niet Chephren is. Als de Egyptenaren geschoolde technici waren en in staat om beelden te dupliceren, dan kunnen deze twee werken niet dezelfde individu weergeven…’

4. De inventaris stele. Deze interessante, wellicht van het grootste belang, stenen tablet, werd ontdekt door Mariette, in het midden van de 19e eeuw. Het dateert uit de 26e Dynastie, maar de inscripties beschrijven in detail de maatregelen die Cheops nam (de voorganger van Chephren), toen er een tempel van Horus was ontdekt in de nabijheid van de Sfinx. Oorspronkelijk dacht men dat de inscriptie een kopie was van een veel oudere tekst, als deze tekst werkelijk uit de tijd van Cheops stamt, dan kan de bouw van de Sfinx niet meer aan Chephren toegeschreven worden.

In de piramide van Cheops.
Schwaller de Lubicz zijn gedocumenteerde interpretatie van het oude Egypte, zijn observatie van water erosie van de Sfinx en de trein van gevolgtrekkingen werpen de oude vraag van Atlantis op. De zaak voor Atlantis, is krachtig en samenhangend en wordt ondersteund door een aantal onafhankelijke maar aanvullende gezichtspunten:

1. De Egyptische beschaving was aan het begin al compleet. Er is geen teken van een periode van ‘ontwikkeling’.

2. De verwering op het lichaam van de Sfinx is typisch voor water erosie elders.

3. Het is bijna onmogelijk om deze erosie toe te kennen aan wind, zand, insolatie of chemische reacties, doordat de Sfinx voor het grootste deel van zijn veronderstelde geschiedenis onder het zand was begraven.

4. Het ontbreekt volledig aan soortgelijke effecten door erosie bij andere Egyptische tempels en monumenten die even lang of langer aan de elementen bloot gesteld zijn geweest.

5. Het toewijzen van de Sfinx aan Chephren is gebaseerd op dun, indirect, bewijs.

6. De bouwkundige stijl en de bouw grootte van de Sfinx en het Sfinx tempel complex lijken niet op iets anders uit het oude Egypte.

Het gezicht van de Sfinx was nooit dat van Chephren. Wie het wel is geweest, is een andere grote vraag. Chephren was niet de bouwer van de Sfinx. Schwaller de Lubicz zijn observatie is nu ondersteund door geologische expertise en solide geofysisch bewijs. De Grote Sfinx is veel ouder dan het dynastieke Egypte. Hoe veel ouder moet nog worden bepaald. Maar ik blijf ervan overtuigd dat de Sfinx al voor het einde van de laatste IJstijd (dus voor 11.000 v.Chr.) bestond.

Men is een nieuwe inventieve technologische uitvinding aan het ontwikkelen, waarmee het effect van kosmische straling op isotopen in steen bepaald kan worden. Hiermee kan dan vastgesteld worden, wanneer de steen voor het eerst uit de steenlaag werd gehouwen en aan de lucht werd bloot gesteld. Het is prachtig als dit echt mogelijk is, want dan zullen er overal op de wereld verassende gegevens naar voren komen!

Bron: John Anthony West – Serpent in The Sky. The High Wisdom of Ancient Egypt. 1993

Geen opmerkingen:

Een reactie posten